Rechtbank Breda oordeelt dat de heer X niet aannemelijk heeft gemaakt dat aanspraak op een beloning is ontstaan.

De heer X claimt giftenaftrek in verband met werkzaamheden die hij in 2007 heeft verricht voor twee, inmiddels in een stichting gefuseerde, algemeen nut beogende instellingen. X heeft voor de werkzaamheden geen beloning bedongen. De waarde van de werkzaamheden becijfert X op € 17.500 (100 uur x € 175). In geschil is of de aftrek terecht is geweigerd. X stelt dat hem het aanbod is gedaan om een marktconform uurtarief van € 175 voor het werk te betalen, maar dat hij dit aanbod heeft afgeslagen.

Rechtbank Breda oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat aanspraak op een beloning is ontstaan. Mocht uit door X te overleggen bewijs blijken dat hij wel recht heeft op € 17.500, dan had hij dit bedrag in zijn aangifte ook als inkomsten dienen te verantwoorden (zie HR 3 april 1968, nr. 15 845, BNB 1968/133). Het door X gedane bewijsaanbod kan hem dus niet baten. Met inachtneming van de drempel, zijnde 10% van het verzamelinkomen, kan ook niet de volledige € 17.500 in aftrek worden gebracht en zou het inkomen zelfs hoger uitvallen dan nu is vastgesteld. X beroept zich ook vergeefs op het vertrouwensbeginsel. De niet gedeclareerde werkzaamheden zijn namelijk geen door hem gedane uitgaven en daarmee geen kosten in de zin van de aangehaalde toelichting van de Belastingdienst op internet.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen