Hof Amsterdam oordeelt dat A op het moment dat hij contact opnam met de Belastingtelefoon op de hoogte was van de van belang zijnde wettelijke bepalingen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende (X) dient op 17 mei 2007 een IB-aangifte voor het jaar 2001 in. Volgens de aangifte heeft belanghebbende recht op teruggaaf van € 536. De inspecteur geeft aan dat de aangifte te laat is ingediend en dat hij geen IB-aanslag zal opleggen. De gemachtigde (A) van belanghebbende beroept zich er op dat de Belastingtelefoon hem had medegedeeld dat de aangifte voor het jaar 2001 nog in behandeling zou worden genomen.

Hof Amsterdam (MK IV, 15 maart 2011, P09/00104, V-N 2011/25.18.11) oordeelt dat A op het moment dat hij contact opnam met de Belastingtelefoon op de hoogte was van de van belang zijnde wettelijke bepalingen. Volgens het hof wist A dan ook dat de inlichtingen die hij van de Belastingtelefoon had gekregen in strijd waren met de wet. Het hof verwerpt het beroep van A op het vertrouwensbeginsel en verklaart het hoger beroep ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

1

Gerelateerde artikelen