Aan X is, met dagtekening 12 juni 2015, een tweede voorlopige aanslag ib/pvv 2014 opgelegd. Op 26 januari 2016 is een betalingsherinnering gestuurd. Daarop heeft X de aanslag voldaan op 3 februari 2016. Vervolgens is op 12 februari 2016, betreffende de aanslag, bij beschikking invorderingsrente aan X in rekening gebracht. X betwist invorderingsrente verschuldigd te zijn. In beroep stelt X dat hij de aanslag nooit heeft ontvangen. Ook voert hij aan dat doordat pas op 12 februari 2016 een aanmaning is verstuurd, onnodig invorderingsrente is belopen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat de Invorderingswet 1990 de ontvangst van de aanslag niet expliciet als voorwaarde stelt om invorderingsrente te kunnen berekenen. Invorderingsrente wordt belopen bij overschrijding van de betaaltermijn. Het ligt, volgens de rechtbank, in de rede dat deze termijn niet begint te lopen als de aanslag niet op de juiste wijze is bekendgemaakt. De rechtbank zoekt voor de vraag of de aanslag op de juiste wijze bekend is gemaakt aansluiting bij de jurisprudentie over overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn en komt tot de conclusie dat de ontvangst voor de bekendmaking niet relevant is maar slechts een rol speelt bij de verschoonbaarheid. De invorderingsrenteregeling kent echter niet expliciet een verschoonbaarheidsregeling. Dat geldt ook voor de algemene regeling voor bestuursrechtelijke geldschulden in de Awb. Bij die regeling heeft de wetgever blijkens de wetsgeschiedenis echter wel voor ogen gehad dat het niet bekend zijn met de betalingstermijn kan betekenen dat de belanghebbende niet in verzuim is, en daarmee geen invorderingsrente verschuldigd is. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank ook te gelden voor de Invorderingswet 1990. Nu sprake is van een geloofwaardige ontkenning van de ontvangst van de aanslag door X en de ontvanger de ontvangst niet bewezen heeft en het feit dat X kort na de betalingsherinnering de aanslag heeft voldaan, is ten onrechte invorderingsrente in rekening gebracht. Het beroep van X is in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:86
Algemene wet bestuursrecht 3:40
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 juni