Rechtbank Overijssel beslist dat de door X ontvangen letselschadevergoeding, bij de vaststelling van het recht op toeslagen, niet buiten beschouwing mag worden gelaten.

Op 28 juni 2010 verliest belanghebbende, X, haar levenspartner door een ongeval. X ontvangt in het jaar 2012 een schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen nv (hierna: Achmea) van € 260.000. Deze schadevergoeding is in juni 2012 vastgesteld. Bij besluit van 28 december 2012 heeft de inspecteur het voorschot zorg- en huurtoeslag van X voor het jaar 2013 vastgesteld op € 1060 respectievelijk € 2026. Op 11 augustus 2014 verzoekt X de inspecteur om de door Achmea aan haar uitgekeerde schadevergoeding aan te merken als bijzonder vermogen dat bij de vaststelling van haar recht op toeslagen buiten beschouwing moet worden gelaten. De inspecteur stelt op 31 oktober 2014 zowel de zorg- als de huurtoeslag van X voor het jaar 2013 vast op nihil. X moet de reeds aan haar uitgekeerde zorg- en huurtoeslag geheel terugbetalen. Het bezwaar van X wordt afgewezen omdat de hoogte van de letselschadevergoeding na 11 oktober 2010 is vastgesteld. X gaat in beroep.

Rechtbank Overijssel beslist dat de inspecteur het verzoek van X van 11 augustus 2014 terecht heeft afgewezen. Uit de toelichting bij de ministeriële regeling van 21 december 2012 (Stcrt. 2012, 26349) blijkt dat de wetgever er nadrukkelijk voor heeft gekozen om de overgangsregeling uit artikel 9bis Uitv.reg. Awir te beperken tot mensen die een letselschadevergoeding hebben ontvangen, waarvan de hoogte is vastgelegd voor 11 oktober 2010. Deze keuze is niet zodanig onredelijk dat de regelgever deze in dit geval niet had mogen maken. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de zorgtoeslag 2a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

Instantie: Rechtbank Overijssel

Editie: 8 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen