Belanghebbende, X nv, is actief in het voetbal. Medio 2012 wordt A, een van de spelers van X nv, verkocht. A heeft recht op 15% van de transfersom. In verband met de transfer van A, verloont X nv in december 2012 € 750.000. Via de aangifte loonheffingen over december 2012 draagt X nv bijna € 2,9 mln af, waarvan € 454.757 aan pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding. X nv stelt dat de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding in strijd is met art. 1 EP EVRM.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding op transfersommen betaald in het betaald voetbal niet in strijd is met doel en strekking van de Wet LB 1964. De rechtbank wijst daarbij op de wetsgeschiedenis. Hieruit blijkt namelijk dat bewust is gekozen voor een algemeen geldende bepaling en dat, uit het oogpunt van gelijke behandeling, geen uitzondering is gemaakt voor bepaalde groepen. Expliciet is hierbij vermeld dat ook geen uitzondering wordt gemaakt voor topsportorganisaties in het algemeen en betaald-voetbalorganisaties in het bijzonder. Ook is de regeling volgens de rechtbank niet in strijd met art. 1 EP EVRM. De rechtbank wijst daarbij op de jurisprudentie van de Hoge Raad. Tenslotte is er volgens de rechtbank ook geen sprake van een individuele en buitensporige last. Daarbij acht de rechtbank de vermogenspositie van X nv van belang. Nu X nv in 2012 een resultaat van ruim € 17,7 mln na belastingen heeft behaald, is X nv volgens de rechtbank in staat om de heffing te voldoen zonder in liquiditeitsproblemen te komen.
Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32bb
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 8 juni