X komt in bezwaar en beroep tegen de WOZ-waarde 2020 van zijn woning die door de heffingsambtenaar is vastgesteld op € 546.000.
Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep tegen de WOZ-waarde ongegrond gelet op de referentiewoningen uit het taxatierapport en de eigen koopsom. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn wijst de rechtbank af. De redelijke termijn is weliswaar met meer dan zes maanden overschreden, maar uit de inhoud van een e-mailbericht van X aan de heffingsambtenaar blijkt dat van enige onzekerheid over een op X rustende belastingdruk geen sprake is geweest. Hij schrijft namelijk dat hij geen stress heeft ondervonden van de procedure. Dit brengt mee dat niet wordt verondersteld dat X hangende de procedure immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant