Belanghebbende, X, doet op 18 mei 2010 aangifte IB/PVV over het jaar 2007. Met dagtekening 25 augustus 2010 legt de inspecteur, die ten onrechte in de veronderstelling verkeert dat X geen aangifte heeft gedaan, ambtshalve een aanslag op met een verzuimboete. X maakt op 13 oktober 2010 bezwaar tegen de aanslag en de boete en verzoekt daarbij om kostenvergoeding. Per brief van 1 november 2010 kondigt de inspecteur aan het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren en het verzoek om kostenvergoeding af te wijzen. Wel besluit de inspecteur de aanslag ambtshalve te verminderen conform de aangifte en vernietigt hij de boete. X ontvangt hiervan een op 13 november 2010 gedagtekend automatisch opgemaakt geschrift. Per 3 december 2010 wijst de inspecteur het verzoek om kostenvergoeding af. In geschil is of X in aanmerking komt voor kostenvergoeding.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat bij een ambtshalve vermindering van de aanslag geen recht bestaat op kostenvergoeding van de bezwaarfase. Het hof overweegt dat de uitspraak van de inspecteur van 13 november 2010 een voor beroep vatbare uitspraak is. Dit alhoewel de uitspraak zelf uitdrukkelijk vermeldt dat bezwaar en beroep niet mogelijk is. Uit de inhoud van de uitspraak blijkt namelijk ondubbelzinnig dat de inspecteur hiermee heeft beslist op het bezwaar van X. Weliswaar heeft de inspecteur pas per brief van 3 december 2010 beslist op het verzoek om een kostenvergoeding, maar deze handelwijze is in strijd met art. 7:15 lid 3 Awb. Reeds vanwege dit verzuim is het hoger beroep van X gegrond. Het hof verklaart het beroep in eerste aanleg alsnog gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. Vervolgens beslist het hof afwijzend op het verzoek om kostenvergoeding van de bezwaarfase. Bij een ambtshalve vermindering van de aanslag is een proceskostenvergoeding van de bezwaarfase niet aan de orde.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch