Mevrouw A woont in de VS en is houder van een personenauto met Nederlands kenteken. In geschil is de aan A opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De gehandicapte zoon van A stelt dat hij eerder om toepassing van het verlaagde MRB-tarief voor bestelauto's ingericht voor invalidenvervoer heeft verzocht, waar de inspecteur echter niet op heeft gereageerd. Volgens Rechtbank Breda is het beroep van de zoon niet-ontvankelijk. De zoon gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het kenteken op naam staat van A, zodat de aanslag terecht aan haar is opgelegd. Het optreden van de zoon is dus kennelijk steeds namens A en hij is dus door de rechtbank op de juiste wijze uitgenodigd voor de zitting. Verder heeft de rechtbank de oproep voor de zitting naar het juiste adres gestuurd. Voor het overige is het beroep ook ongegrond. Er is namelijk niet tijdig beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Met betrekking tot het tweede verzoek om toepassing van het verlaagde tarief is juist sprake van een voortijdig beroepschrift. Het laatste geschilpunt of de wetgever in strijd heeft gehandeld door het verlaagde tarief uitsluitend van toepassing te laten zijn voor bestelauto's, behoeft dan ook geen beantwoording.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 24a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 16 mei