X heeft een tweede woning in Frankrijk. De waarde van deze woning geeft hij in zijn aangifte IB/PVV 2007 op in box 3. Bij de rubriek aftrek ter voorkoming van dubbele belasting vult X de waarde van de woning echter ten onrechte in bij box 1 in plaats van bij box 3. Deze (onjuiste) aangifte leidt tot een vermindering van de voorlopige aanslag en een vergoeding van € 330 aan heffingsrente. Bij het opleggen van de definitieve aanslag corrigeert de inspecteur de fout van X en brengt hij een bedrag van € 296 aan heffingsrente in rekening. X stelt dat de heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel moet worden verminderd met € 96.
Hof 's-Gravenhage overweegt dat het niet op de juiste plaats in de aangifte vermelden van de woning in Frankrijk in de risicosfeer van X ligt. Het hof ziet daarom geen aanleiding om de verschuldigde heffingsrente op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel te matigen. De inspecteur is bij het opleggen van een voorlopige aanslag, gelet op het massale proces van verwerking van voorlopige aanslagen, niet verplicht om de juistheid van iedere aangifte te controleren, aldus het hof. De inspecteur handelde in dit geval dus niet onzorgvuldig bij een geautomatiseerde verwerking van de gegevens in de aangifte. Daarbij komt nog dat X ongeveer een maand na het doen van de aangifte 2007 en ruim voor het opleggen van de voorlopige aanslag voor dat jaar, een brief van de inspecteur heeft gekregen over de aangifte 2006 waarin hem wordt uitgelegd hoe hij de woning in Frankrijk in de aangifte moet verwerken. Het had op de weg van X gelegen om naar aanleiding van die brief de aangifte voor het jaar 2007 te corrigeren dan wel aan te vullen. Het hoger beroep van X is ongegrond.