Rechtbank Den Haag oordeelt dat het verzoek om toepassing van het lage mrb-tarief terecht is afgewezen ondanks dat de heer X door zijn fysieke gebrek, de diabetes van zijn ene zoon en de geestelijke stoornis van zijn andere zoon vaak grote spullen moet vervoeren.
De heer X vraagt het lage mrb-gehandicaptentarief aan voor de bestelauto die vanaf mei 2018 op zijn naam staat. X heeft namelijk rugklachten en stelt daarom in de nabije toekomst een elektrische rugstoel nodig te hebben. Zijn jongste zoon met diabetes moet voor zijn medicijnen over koelkasten beschikken en heeft matrassen nodig. De oudste zoon is schizofreen en heeft daarom een ziekenhuisbed nodig. Bij de reizen naar Marokko wordt voor de zonen een fitnessapparaat vervoerd en voor X een elektrische loopband vanwege zijn te hoge cholesterol.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het verzoek terecht is afgewezen ondanks dat X door zijn fysieke gebrek, de diabetes van zijn ene zoon en de geestelijke stoornis van zijn andere zoon vaak grote spullen moet vervoeren. X doet ook vergeefs een beroep op het vertrouwensbeginsel. De vorige bestelauto was namelijk vóór 1 juli 2005 op zijn naam gesteld, waarna de coulanceregeling was toegepast. X wist dat het lage tarief niet meer zou gelden voor een auto die later op zijn naam zou worden gesteld. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 24a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 26 juli