Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat het kavelruilproject niet bestaat of niet voldoet aan het doel van landinrichting.

De heer X exploiteert een vee(handels)bedrijf. Door middel van kavelruil verplaatst X zonder heffing van overdrachtsbelasting zijn onderneming. X is tot de ruilverkavelingsovereenkomst toegetreden tegen inbreng van geld. Op een deel van de aldus in 2002 verkregen grond laat X een bedrijfswoning bouwen. Nadat Rechtbank Haarlem in de ib/pvv-sfeer oordeelt dat het X vrijstond om deze grond reeds bij de verkrijging tot zijn privévermogen te rekenen, neemt de inspecteur vervolgens het standpunt in dat er vanwege het onttrekken van grond voor privédoeleinden alsnog overdrachtsbelasting is verschuldigd over dat deel. Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Volgens X is de ruilverkavelingsvrijstelling van toepassing.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat het betreffende kavelruilproject niet bestaat of niet voldoet aan het doel van landinrichting. De inspecteur stelt vergeefs dat slechts sprake is van verwisseling van eigendom. Het maakt ook niet uit dat de gronden niet zijn gelegen in een klein gebied. Een landinrichtingsgebied kan namelijk in meerdere provincies liggen. Ook voor het overige voldoet de overeenkomst aan de Landinrichtingwet. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hof Amsterdam

2

Gerelateerde artikelen