Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen OZB-vrijstelling krijgt voor zijn NSW-landgoed, nu het landgoed niet voldoet aan de voorwaarden van de OZB-vrijstelling. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X is eigenaar van twee woonboerderijen op een perceel van ruim 148.000 m2. In 2016 krijgt X een NSW-beschikking, waarin staat dat het perceel vanaf 27 oktober 2014 kwalificeert als landgoed onder de Natuurschoonwet 1928. In deze NSW-beschikking staat ook dat het landgoed niet voor ten minste 30% bestaat uit houtopstanden dan wel voor ten minste 20% bestaat uit houtopstanden en minimaal voor 50% uit natuurterrein. Volgens de heffingsambtenaar wordt daarmee niet voldaan aan de voorwaarden van art. 220 lid 1 onderdeel d en art. 8Rangschikkingsbesluit. De OZB-vrijstelling voor NSW-landgoed is daarom niet van toepassing.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2023/14.1.8) is het met de heffingsambtenaar eens dat X geen OZB-vrijstelling krijgt voor het NSW-landgoed. Er wordt niet aan de voorwaarden voor de OZB-vrijstelling voldaan. In de NSW-beschikking staat immers expliciet vermeld dat het landgoed niet aan de percentages voldoet. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Instantie: Hoge Raad
Editie: 11 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden