Belanghebbende, X, is eigenaar van een horecapand met twee (zomer)terrassen: een terras van 20 m² op een plein en een terras tegen de gevel van het pand. De ondergrond van het gevelterras wordt (deels) gevormd door hardstenen platen die op vrijwel dezelfde hoogte liggen als de omliggende bestrating. De kelder van het pand loopt aan twee zijden van het perceel buiten de bouwmuur door. De kelder bevat zogeheten keldernissen die zich buiten de bouwmuur bevinden en die worden gebruikt voor opslag. In geschil is of de gemeente X terecht aanslagen precariobelasting (2007 t/m 2009) heeft opgelegd voor de kelderterrassen. De gemeente stelt dat de grond waarop het gevelterras zich bevindt eigendom is van de gemeente. Rechtbank Amsterdam volgt dit standpunt en oordeelt dat de aanslagen terecht opgelegd zijn. Wel verleent de rechtbank een vrijstelling voor 3 m² terras voor het luik met daarin de trap naar de kelder. X stelt hoger beroep in tegen de rechtbankuitspraak.
Hof Amsterdam oordeelt dat de gemeente geen precariobelasting mag heffen voor de gevelterrassen nu het terrasmeubilair zich bevindt op de eigendom van X. De keldernissen zijn namelijk bestanddeel van het pand van X waardoor de eigendom van deze keldernissen toebehoort aan X (horizontale natrekking). De hardstenen afdekking boven de keldernissen vormt bouwkundig een geheel met de kelder die belanghebbendes eigendom is. Dat onder de eigendom van X (de keldernissen met hardstenen afdekking) sprake is van gemeentegrond maakt deze conclusie niet anders. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en vernietigt de aanslagen voor het gehele gevelterras.