X bv verzorgt professionele ondersteuning bij een stoppen-met-rokenprogramma. Zij is van mening dat zij in aanmerking komt voor de VPB-vrijstelling van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. In haar VPB-aangifte verantwoordt X bv een belastbare winst van nihil. De inspecteur is echter van mening dat X bv geen recht heeft op de vrijstelling en corrigeert de winst met € 87.000.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv geen recht heeft op toepassing van de VPB-vrijstelling van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. Zij voldoet namelijk niet aan de winstbestemmingseis van art. 4 Uitv. besl. VPB. Het hof wijst er daarbij op dat uit de statuten van X bv volgt dat de winst ter vrije beschikking staat van de algemene vergadering. Dit brengt mee dat X bv, na het beëindigen van de medische werkzaamheden, de opgebouwde winstreserves aan haar aandeelhouder kan uitkeren. Ook wijst het hof er op dat na ontbinding het overgebleven vermogen vrijelijk kan worden aangewend. De winst van X bv kan dan ook worden aangewend voor andere doeleinden dan uitkeringen ten bate van een vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang in de zin van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. Het hof verwerpt ook het beroep op een overgangsregeling. Daarbij is onder andere van belang dat X bv de winstreserves in 2019, na een staturen wijziging, heeft uitgekeerd en de reserves bij haar niet-kwalificerende aandeelhouder terecht zijn gekomen.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 4
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 21 oktober