Belanghebbende, X, is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting die de heffingsambtenaar van Gemeenschappelijke regeling Regionale Belasting Groep (RBG) hem heeft opgelegd.
Hof Den Haag (MK I, 3 maart 2017, BK-16/00597, V-N Vandaag 2017/878) handhaaft in navolging van de rechtbank de aan X opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. Ook oordeelt het hof dat de heffingsambtenaar de hoorplicht niet heeft geschonden. De gemachtigde van X is uitgenodigd voor een hoorzitting waar hij vervolgens niet is verschenen. Waarom hij niet is ingegaan op de uitnodiging en ook niet heeft gereageerd op de uitnodigingsbrief, heeft de gemachtigde niet kunnen aangeven. De gemachtigde is ook niet ingegaan op de uitnodiging van de heffingsambtenaar om de processtukken in te zien. Het doen en nalaten van de gemachtigde wijzen er volgens het hof op dat het de gemachtigde niet te doen is (geweest) om een hoorzitting. Het hof verwerpt ook de stellingen van X over de geldigheid van de ondertekening van de verweerschriften en de bevoegdheid van het dagelijks bestuur van RBG om een heffingsambtenaar aan te wijzen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad