Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat in de 87 zaken van KPMG voor de buitenlandse fondsen geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, noch op grond van de teruggaafregeling, noch via de afdrachtvermindering. De rechtbank wijst daarbij op het Deka-arrest.
KPMG Meijburg & Co verzoekt in 87 zaken namens buitenlandse fondsen om teruggaaf van dividendbelasting. De inspecteur wijst deze verzoeken af. Naar aanleiding van het Deka-arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 (nr. 16/03954, V-N 2020/54.14) houdt Rechtbank Zeeland-West-Brabant diverse regiezittingen met KPMG en de inspecteur.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat in de 87 zaken van KPMG voor de buitenlandse fondsen geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting. Voor de periode waarvoor de teruggaafregeling relevant is (tot 1 januari 2008), geldt dat geen enkel fonds heeft ingestemd met het doen van een vervangende betaling als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad. Volgens de rechtbank is het Unierechtelijk niet nodig om een andere wijze van rechtsherstel te bieden. Voor de periode waarvoor het regime van de afdrachtvermindering relevant is (na 1 januari 2008), geldt dat uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De inspecteur heeft de verzoeken terecht afgewezen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28
Wet op de dividendbelasting 1965 11a
Wet op de dividendbelasting 1965 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Dividendbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 maart
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel