Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van herzienings-BTW, omdat geen regimewijziging plaatsvindt ten opzichte van het regime waarin de eerder geclaimde BTW-aftrek is genoten door Y

X is een maatschap met maat 1 en maat 2, die per 19 december 2017 de melkveehouderij van maatschap 2 voortzet. Maatschap 2 bestaat uit vader A en zijn zoons, waaronder maat 1. Y levert op 6 januari 2016 een melkveehouderij, inclusief diverse onroerende zaken, aan vader A. Deze levering is vrijgesteld van BTW. A stelt de onroerende zaken tot 19 december 2017 om niet ter beschikking aan maatschap 2 en daarna, ook om niet, aan X. Vanwege de landbouwregeling zijn de prestaties van X tot 1 januari 2018 BTW-vrijgesteld. Vanaf 1 januari 2018 zijn de prestaties van X belast met BTW. Overdrager Y paste de landbouwregeling niet toe en gebruikte de onroerende zaken tot 6 januari 2016 volledig voor BTW-belaste activiteiten en bracht de BTW op de geleverde onroerende zaken volledig in aftrek. In 2019 herziet Y de eerder genoten BTW-aftrek van de onroerende zaken voor de nog resterende herzieningstermijn vanaf 2016. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de onroerende zaken ingevolge art. 37d Wet OB 1968 eerst als een zogenoemde algemeenheid van goederen overgaan naar en worden gebruikt door maatschap 2 en daarna overgaan en worden gebruikt door X.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X geen recht heeft op teruggaaf van herzienings-BTW, omdat geen regimewijziging plaatsvindt ten opzichte van het regime waarin de eerder geclaimde BTW-aftrek is genoten door Y. De aanvankelijke BTW-aftrek is genoten voor 6 januari 2016 toen overdrager Y de goederen gebruikte voor BTW-belaste activiteiten. Omdat X de goederen per 1 januari 2018 wederom gebruikt voor BTW-belaste prestaties, kan X de BTW niet herzien. Het feit dat overdrager Y mogelijk ten onrechte BTW heeft terugbetaald over de volledige nog resterende herzieningstermijn vanaf 6 januari 2016, leidt er niet toe dat X deze mogelijk ten onrechte herziene BTW kan terug krijgen door een eigen herziening. Ook de beroepen van X op het neutraliteits- en het vertrouwensbeginsel slagen niet. Wel heeft X recht op een immateriëleschadevergoeding. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37d

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 13

Wet op de omzetbelasting 1968 6

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Europees belastingrecht

Editie: 20 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

346

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen