Hof Amsterdam oordeelt dat de tarieven voor de precariobelasting niet in verhouding hoeven te staan met de waarde van de grond waar het voorwerp onder, op of boven staat. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

X is eigenaar en gebruiker van een woonboot, die is gelegen boven grond die het eigendom is van de gemeente Amsterdam. In geschil is of de heffingsambtenaar van de gemeente over het jaar 2010 terecht een aanslag precariobelasting van € 1.378,60 heeft opgelegd.

Hof Amsterdam (24 april 2014, 12/00457, V-N Vandaag 2014/852) oordeelt dat de tarieven voor de precariobelasting niet in verhouding hoeven te staan tot de waarde van de grond waar het voorwerp onder, op of boven staat. Het feit dat de gemeente Amsterdam de grond waarboven de woonboot van X zich bevindt, in 2005 heeft gekocht voor een bedrag van (slechts) € 1 per m², beperkt de gemeente niet bij het bepalen van de hoogte van het tarief precariobelasting. Het hof acht het tarief van € 5,65 per jaar per m² voor woonboten niet onredelijk of willekeurig. Verder falen ook de grieven van X met betrekking tot de bevoegdheid van het stadsdeel om precariobelasting te heffen. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen