Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet in de bewijslast slaagt dat het aan opzet of grove schuld van de heer X is te wijten dat te weinig belasting is geheven. De inspecteur stelt vergeefs dat de enige en veel lagere donatie van X, die wel in de administratie van de Islamitische Universiteit Europa voorkomt, een betrouwbare indicatie is dat hij ook bewust valse kwitanties heeft gekocht.

De heer X claimt in zijn IB-aangifte over 2012 met succes aftrek voor zijn contante giften van in totaal € 6000 aan de Islamitische Universiteit Europa (IUE). De IUE staat vanaf 1 januari 2008 geregistreerd als algemeen nut beoogde instelling (ANBI). De gift is door X aangegeven als een gift aan een culturele instelling, waardoor een verhoging geldt van € 1250. In 2013 start de Belastingdienst een onderzoek bij de IUE. Hieruit komt naar voren dat zij in 2012 meer kwitanties heeft uitgeschreven dan in haar administratie zijn verantwoord en dat in 2013 slechts € 88.564 aan donaties is verwerkt, terwijl derden in totaal € 3.445.808 aan giftenaftrek voor haar claimen. In mei 2016 is van het onderzoek een rapport opgemaakt, wat uitmondt in een strafrechtelijk onderzoek. In geschil is de navorderingsaanslag waarbij de aftrek van de giften alsnog is gecorrigeerd, alsmede de vergrijpboete van € 1890.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet in de bewijslast slaagt dat het aan opzet of grove schuld van X is te wijten dat te weinig belasting is geheven. De inspecteur mag gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen. Daarvan is in dit geval geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de IUE. Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de IUE zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van X sprake is van onjuiste kwitanties en daarmee van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet kan worden uitgesloten dat de frauduleuze handelingen van de penningmeester verder strekten dan waarover hij heeft verklaard. Dat in de kasadministratie een betaling van € 300 voorkomt, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank hecht weliswaar waarde aan de kasadministratie, maar de giften waar het hier om gaat zijn volgens de kwitanties gedaan vóór 1 december 2013 en daarvan is geen kasadministratie voorhanden. Het accepteren van deze bewijsvermoedens voor het jaar 2012 zou feitelijk betekenen dat de bewijslast ook voor de boeteoplegging op X komt te rusten. De navordering is wel correct. De kwitanties worden door X namelijk niet met ander bewijs ondersteund. Het beroep van X is deels gegrond.

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 6.33

Wet inkomstenbelasting 2001 6.32

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 5 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen