Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank de redelijke termijn ten onrechte vanwege de coronapandemie met vier maanden heeft verlengd. De pandemie is alleen een bijzondere omstandigheid als partijen waren uitgenodigd voor een zitting in de periode waarin de gerechtsgebouwen waren gesloten.

X bv doet over november 2019 BPM-aangifte voor vier auto’s. In bezwaar geeft X bv aan gehoord te willen worden. Ondanks drie concrete voorstellen daartoe door de inspecteur vindt het hoorgesprek nimmer plaats. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de hoorplicht niet geschonden. Het niet-doorgaan van het gesprek is namelijk te wijten aan de niet-constructieve houding van de gemachtigde. Zo heeft de gemachtigde nimmer een alternatieve datum aangereikt, worden aangetekende brieven van de inspecteur niet aangenomen en wordt ook de telefoon niet opgenomen als de inspecteur belt. X bv gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank de redelijke termijn ten onrechte vanwege de coronapandemie met vier maanden heeft verlengd. De pandemie is alleen een bijzondere omstandigheid als partijen waren uitgenodigd voor een zitting in de periode waarin de gerechtsgebouwen waren gesloten (17 maart 2020 tot en met 10 mei 2020). X bv krijgt dus alsnog een immateriële schadevergoeding van € 500, een proceskostenvergoeding van € 875 en een vergoeding van de betaalde griffierechten (€ 360 en € 548).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16a

Algemene wet bestuursrecht 7:4

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 11 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

Dossiers: Corona

269

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen