X is buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Haar echtgenoot heeft een aanmerkelijk belang in X bv. X bv heeft schulden aan de Rabobank. De echtgenoot heeft zich borg gesteld voor de schulden door middel van een hypotheekrecht op de echtelijke woning. X bv gaat failliet. Het faillissement wordt later opgeheven wegens de toestand van de boedel. De echtgenoot is dan reeds overleden. Zijn aandelen vererven naar de zoons. De bank roept de borgstellingen in. X woont op dat moment in de echtelijke woning. Om een verkoop van de woning te voorkomen wordt met de bank een verkoopvolmacht met een door X verstrekt aanvullend hypotheekrecht overeengekomen onder de opschortende voorwaarde van X’s vertrek uit de woning.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat belanghebbende geen betaling heeft verricht. Het vestigen van een aanvullende hypotheekrecht en het tekenen van een onherroepelijke verkoopvolmacht doet daaraan niet af.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.47