X komt ruimschoots na het verloop van de termijn in bezwaar tegen een aanslag ib/pvv voor het jaar 1997. De inspecteur heeft het bezwaar daarom niet-ontvankelijk verklaard. X komt in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van mening dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat het aanslagbiljet op de voorgeschreven bekend is gemaakt door toezending aan het juiste adres van X in Polen. Daarmee is de bezwaartermijn aangevangen op de dag na die van de dagtekening, dus 30 december 2000. Gezien het feit dat X pas in december 2001 bezwaar heeft gemaakt is er sprake van overschrijding van de bezwaartermijn. X heeft geen geldige redenen aangevoerd voor verschoonbaarheid van de overschrijding. Het beroep is ongegrond. X komt wel in aanmerking voor een immateriële schadevergoeding als gevolg van de lange behandelingsduur van het bezwaar en beroep en daarom ook voor een proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 3:41
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 2 oktober