X heeft de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt (65 jaar) en heeft in dat jaar– ter afkoop – in één keer een klein pensioenvermogen ontvangen. Voor de berekening van de verschuldigde premie volksverzekeringen heeft de inspecteur een percentage gehanteerd van 26,67%, wat het samengestelde percentage is van het gedeelte van het jaar voordat X 65 jaar werd en dat van de periode daarna (31,15% x 270/360 + 13,25% x 90/360). In beroep stelt X dat het onredelijk is dat het pensioen van € 6005 (de afkoop) volledig in het jaar 2012 wordt belast. Hij moet nu meer belasting en premies betalen dan wanneer het pensioen in maandelijkse termijnen zou zijn betaald. Dit levert, volgens hem, strijd op met het eigendomsrecht.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de regeling waarbij het premiepercentage wordt bepaald naar tijdsgelang, niet in strijd is met het EVRM en ook niet heeft geleid tot een buitensporige last voor X. Er staat immers tegenover dat X meteen de hele pensioenafkoopsom heeft genoten. Het beroep is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 2 oktober