Belanghebbende, X, werkt als ‘chief engineer' voor zowel Y Ltd. als Z AS. Hij werkt aan boord van een platform (A) in de Filipijnse wateren. Verder werkt hij nog in Indonesische wateren. Y Ltd. betaalt het salaris maandelijks aan X. W bv draagt in verband hiermee € 16.945 aan belastingen af aan de Filipijnse autoriteiten. Z AS draagt in verband met de in Indonesië verrichte werkzaamheden € 1996 aan belastingen af aan de Indonesische autoriteiten. In geschil is of X voor zijn gehele salaris recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X voor zijn gehele salaris recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De rechtbank overweegt daarbij dat Z AS beschikt over een vaste inrichting in de Filipijnen. De beloning van X moet dan in het kader van de winstberekening en de verdeling van de heffingsbevoegdheid over de winst worden toegerekend aan die vaste inrichting. Hierdoor is de werkstaat, de Filipijnen, volgens de rechtbank heffingsbevoegd en moet Nederlande vermindering van zijn belasting verlenen. Ten aanzien van de werkzaamheden in Indonesië, overweegt de rechtbank dat het A-platform een vaste inrichting vormt waarmee ‘offshore' activiteiten worden verricht in Indonesië. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat Indonesië heffingsbevoegd is, omdat over het inkomen belasting is betaald, en dat Nederlande vermindering van zijn belasting moet verlenen. Het gelijk is aan X. De rechtbank draagt de inspecteur ook nog op om een stallingsbeschikking af te geven.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 2 oktober