Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de heer X niet aannemelijk maakt dat er een nadere overeenkomst met de inspecteur is gesloten die inhoudt dat zijn onderneming al per 1 januari 2015 is gestaakt.

De heer X ontwerpt en bouwt decors en interieurs. In 2016 krijgt X een vaste baan in het onderwijs van 0,8 fte. Zijn omzet over het eerste halfjaar van 2016 is nihil. Volgens de inspecteur zijn de ondernemingsactiviteiten van X vanwege negatieve resultaten in het verleden geen bron van inkomen meer. Partijen sluiten vervolgens een vaststellingsovereenkomst, waarin staat X per 1 januari 2016 zijn onderneming zal staken. X belt later met de Belastingdienst en krijgt naar zijn zeggen de toezegging dat het stakingsmoment één jaar kan worden vervroegd. In geschil is of de winst van 2015 ad € 11.746 terecht in de heffing is betrokken. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat er een nadere overeenkomst is gesloten die inhoudt dat zijn onderneming al per 1 januari 2015 is gestaakt. De inspecteur heeft namelijk niet heeft ingestemd met het latere standpunt van X. Er is ook anderszins niet het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat de onderneming eerder is gestaakt dan per 1 januari 2016. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 14 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen