Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht vooraftrek heeft geweigerd voor de adviesdiensten omdat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de afnemer is van de prestaties van het advieskantoor. 

Belanghebbende, X, is een samenwerkingsverband (in de vorm van een VOF) van enkele besloten vennootschappen. Omdat X in financiële problemen verkeerde, is voor haar een reddings- en herfinancieringsplan opgesteld. Bij dit plan is een beroep gedaan op de juridische dienstverlening van een advieskantoor. Het advieskantoor brengt haar werkzaamheden in rekening aan een bank die de advieskosten doorberekent aan X. In geschil is of X de op de factuur van de bank vermelde omzetbelasting ter zake van de advieskosten als voorbelasting mag aftrekken.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht vooraftrek heeft geweigerd voor de adviesdiensten omdat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de afnemer is van de prestaties van het advieskantoor. De rechtbank oordeelt verder dat er sprake is van twee afzonderlijke diensten, namelijk een dienst van het advieskantoor aan de bank en een dienst van de bank aan X. Het inschakelen van het advieskantoor maakt deel uit van de dienst van de bank aan X en behoort daarom tot de vrijgestelde prestaties. Dat betekent dat de bank de omzetbelasting ten onrechte aan X in rekening heeft gebracht en dat X die daarom niet in aftrek kan brengen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 11-j-1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 mei

38

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen