Rechtbank Breda wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af nu X niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het gevreesde nevengevolg van de inbeslagname, te weten het einde van de onderneming, heeft zich immers al voorgedaan.

Belanghebbende, X, is vennoot van een vennootschap onder firma. De inspecteur legt aan X naheffingsaanslagen loonheffing en aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW op. Aan de VOF wordt een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. X maakt tijdig bezwaar tegen de aanslagen. Voor de aanslagen waarvoor de inspecteur al uitspraak op bezwaar heeft gedaan, heeft X beroep ingesteld bij Rechtbank Breda. X vraagt de rechtbank om een voorlopige voorziening, inhoudende dat de inspecteur een afschrift aan hem moet overleggen van het openbare gedeelte van zijn controledossier. X stelt dat de Belastingdienst beslag heeft gelegd op de activa van zijn onderneming en dat hij hierdoor geen inkomen kan generen.

Rechtbank Breda wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af nu X niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De in beslag genomen activa van de onderneming van X zijn al verkocht en hij zit al circa anderhalf jaar thuis. Het mogelijke nevengevolg van de inbeslagname, namelijk het einde van de onderneming van X, is dus al ingetreden. Een voorlopige voorziening heeft dan geen zin meer.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen