Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv geen voorziening kan vormen in verband met de ontslagprocedure van B, de voormalige bestuurder van haar ontvoegde dochter. De claim van B rust namelijk op Y bv, en Y bv heeft hiervoor geen voorziening gevormd.

Belanghebbende, X bv, vormt tot 8 maart 2013 een fiscale eenheid met haar dochtermaatschappij Y bv. De f.e. wordt verbroken in verband met de verkoop van de aandelen Y bv. Y bv heeft in 2011 haar bestuurder (B) ontslagen. B is het echter niet eens met dit ontslag en start een procedure. In verband met deze procedure wil X bv in 2013 een voorziening vormen voor de geraamde kosten.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv geen voorziening kan vormen in verband met de ontslagprocedure van B. De rechtbank overweegt hierbij dat de claim van B rust op Y bv, en dat Y bv geen voorziening in verband met deze claim heeft gevormd. Verder wijst de rechtbank er ook nog op dat de claim in 2017 heeft geleid tot een betaling door Y bv aan B. Ook is het volgens de rechtbank niet mogelijk om met een beroep op de foutenleer een last te nemen, aangezien Y bv op grond van goed koopmansgebruik niet verplicht was om een voorziening te vormen.

Lees ook het thema Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 14 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen