Hof Den Haag ziet geen ruimte om bij de parkeervergunningenbelasting van art. 225 lid 1 onderdeel b Gemeentewet het leerstuk van afwezigheid van alle schuld toe te passen.

Belanghebbende, X, is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting. X verkeerde in de veronderstelling dat hij parkeerde met een parkeervergunning van zijn werkgever, maar een collega heeft hem abusievelijk afgemeld waardoor X buiten zijn schuld zonder vergunning geparkeerd stond. Voor Rechtbank Den Haag is dit aanleiding om de naheffingsaanslag te vernietigen.

Hof Den Haag ziet geen ruimte om bij de parkeervergunningenbelasting van art. 225 lid 1 onderdeel b Gemeentewet het leerstuk van afwezigheid van alle schuld toe te passen. Dit omdat de parkeervergunningenbelasting geen straf is maar een belasting die wordt geheven in het kader van de parkeerregulering. Fouten bij het aan- of afmelden moeten volgens het hof volgens de aan het verlenen van een vergunning voor betaald parkeren door de gemeente gestelde voorwaarden voor rekening van de parkeerder c.q. de vergunninghouder blijven. Na het afmelden van het kenteken van X voor het gebruikmaken van de vergunning is vervolgens het kenteken van iemand anders aangemeld. In dit geval is dus één keer niet vergund geparkeerd. Het hof oordeelt anders dan de rechtbank dat de naheffingsaanslag in stand moet blijven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 225

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 14 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen