Belanghebbende, X nv, beheert in de gemeente Leiden leidingen die worden gebruikt voor het transport en de levering van elektriciteit en gas aan huishoudens en bedrijven. De leidingen liggen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond en zijn in het verleden gelegd door of vanwege de gemeente. De heffingsambtenaar van de gemeente Leiden legt X nv voor het jaar 2003 een aanslag precariobelasting op voor de leidingen. In geschil is of X nv aanspraak kan maken op de vrijstelling voor voorwerpen die – kort gezegd – door of vanwege de gemeente of een ander overheidslichaam zijn aangebracht of geplaatst, als noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak.
De Hoge Raad oordeelt in navolging van Hof 's-Gravenhage dat X nv als beheerder van de nutsleidingen niet in aanmerking komt voor vrijstelling van precariobelasting. Niet in geschil is dat het leggen van de leidingen destijds niet noodzakelijk was voor de uitoefening van een publieke taak. X nv stelt dat er thans een wettelijke verplichting bestaat voor leidingbeheerders tot aanleg en beheer van de leidingnetten, dat met deze taken het algemeen belang is gemoeid en dat dit belang – en de verantwoordelijkheid van de overheid daarbij – ten opzichte van het verleden niet is gewijzigd. Dit betekent volgens de Hoge Raad echter nog niet dat is voldaan aan de voorwaarde voor vrijstelling dat de leidingen destijds door de gemeente zijn gelegd uit noodzaak voor vervulling van een publieke taak. Evenmin geeft dit betoog van X nv grond om aan die voorwaarde voorbij te gaan. Nu het doel van de vrijstelling is het ontzien van andere overheden en X nv een privaatrechtelijke rechtspersoon is, kan het beroep op het doel van de regeling X nv niet baten. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X nv ongegrond.