Eiseres, X, is eigenaar en gebruiker van een zorgcentrum dat psychogeriatrische verpleeghuiszorg biedt voor 171 bewoners met een Zorgzwaartepakket (ZZP)-indicatie van 5, 6, 7 of 8. Het zorgcentrum heeft zes woonafdelingen met een- en tweepersoonswoonkamers waar bewoners in leefgroepen verblijven. Er is een aparte wooneenheid voor jonge mensen met dementie. De kamers zijn voorzien van bed, enig meubilair en wastafel. De kamers hebben geen eigen kookgelegenheid en sanitaire voorzieningen. Er is geen ruimte om waardevolle zaken op te bergen. Uitgangspunt voor het wonen op een afdeling is dat de bewoner deel uitmaakt van een groot huishouden: er wordt gezamenlijk op de afdeling gegeten en er vinden huiselijke activiteiten plaats. De verpleegafdelingen zijn afgesloten. De kamers van de bewoners zijn in het algemeen niet afsluitbaar maar wel 24 uur per dag toegankelijk voor het personeel. In geschil is of het zorgcentrum delen bevat die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel die in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden zoals bedoeld in art. 220e Gemeentewet.
Rechtbank Utrecht oordeelt dat het zorgcentrum van X geen delen bevat die in hoofdzaak dienen tot woning dan wel die in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. De rechtbank merkt op dat in het zorgcentrum slechts bewoners verblijven die zijn geïndiceerd met een ZZP van 5, 6, 7 of 8 die relatief veel zorg nodig hebben. X heeft tegen de uitspraak van de rechtbank over belastingjaar 2008 geen hoger beroep ingesteld. Met hetgeen X in de onderhavige procedure heeft gesteld, ziet de rechtbank thans geen aanleiding voor een ander oordeel. Mede onder verwijzing naar de uitspraak van Hof Amsterdam van 8 oktober 2011 (nrs. 10/00059 en 10/00060, V-N 2011/67.27.2) is de rechtbank ook nu van oordeel dat in het zorgcentrum de verpleging van de bewoners zozeer overheersend is dat de woonfunctie daaraan ondergeschikt is en daarin opgaat. Gelet op de hoeveelheid en de intensiteit van de benodigde zorg die de ZZP-indicaties 5, 6, 7 en 8 met zich meebrengen, kan daarbij geen onderscheid worden gemaakt naar uren dat er sprake is van daadwerkelijke zorg en uren dat er sprake is van wonen, nu dat laatste steeds plaatsvindt in een beschermende omgeving waar permanent zorg en begeleiding beschikbaar zijn.