X was als zelfstandig belastingadviseur verbonden aan een thans opgeheven kantoor. Volgens X had hij ultimo 2002 de nodige vorderingen als ondernemer openstaan. De aanslagen IB 2012 en 2013 worden ambtshalve opgelegd. X tekent bezwaar aan. De aanslag IB 2012 wordt ambtshalve verminderd naar aanleiding van de alsnog ingediende aangifte. De bezwaren waarbij X (verdere) afwaarderingen op de vorderingen in 2012 en 2013 wenst, worden afgewezen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X het bestaan van de vorderingen en in hoeverre deze hem aangaan, aannemelijk moet maken, dat en in hoeverre er redenen zijn deze af te waarderen en dat afwaardering nog niet eerder is gebeurd. Daarin slaagt X niet. Evenmin maakt hij aannemelijk dat hij nog een onderneming heeft of dat de afwaarderingen nagekomen bedrijfslasten betreffen. Verder is er in 2009 reeds sprake geweest van afwaarderingen. De vorderingen gaan ook de broer van X aan.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25