Mevrouw X exploiteert samen met haar echtgenoot een cafetaria en een tabakspeciaalzaak. Daarnaast ontvangt X vanaf 2003 een WW-uitkering. Met betrekking tot 2007 vult X op de werkbriefjes van het UWV in dat zij 574,5 uren voor de ondernemingen heeft gewerkt. In 2009 geeft X tijdens een verhoor door een (fraude)inspecteur van het UWV aanvankelijk toe dat zij vanaf 2004 niet voldoet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek. Haar boekhouder zou abusievelijk toch steeds de zelfstandigenaftrek hebben opgevoerd. In geschil is of X in 2007 toch in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek. Rechtbank 's-Gravenhage stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de aan het UWV opgegeven uren uitsluitend de directe uren betrof. Dit staat namelijk haaks op haar eerdere verklaring dat op de werkbriefjes ook indirecte uren, zoals het voeren van de administratie en de inkoop van goederen, zijn vermeld. X beroept zich ook vergeefs op het Besluit van 8 maart 2010, nr. DGB2010/1710M, Stc. 2010/3872. Weliswaar staat hierin dat de inspecteur bij twijfel over het aantal indirecte uren enige soepelheid zal betrachten, maar het besluit geldt uitsluitend geldt voor 2009 en 2010. Het beroep van X is ongegrond.