Hof Amsterdam oordeelt dat de gemeente Amsterdam met de ‘buitenwettelijke vrijstelling’ voor culturele uitingen in de reclamebelasting het gelijkheidsbeginsel schendt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een Abri (wachthuisje) en een Mupi (verlichte reclamezuil) in de gemeente Amsterdam. De heffingsambtenaar van deze gemeente legt aan haar voor openbare aankondigingen aan de Abri en de Mupi twee aanslagen reclamebelasting op. In geschil is of die aanslagen terecht zijn, mede in het licht van het feit dat de gemeente culturele uitingen buiten de heffing laat.
Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2018/316) oordeelt dat de gemeente Amsterdam met de ‘buitenwettelijke vrijstelling’ voor culturele uitingen in de reclamebelasting het gelijkheidsbeginsel als beginsel van behoorlijk bestuur schendt. De heffingsambtenaar heeft in het verleden weloverwogen de keuze gemaakt om in afwijking van de verordening culturele uitingen niet in de heffing te betrekken. Nu aldus met een oogmerk van begunstiging geen reclamebelasting werd geheven ter zake van aankondigingen van culturele activiteiten, dient op grond van het gelijkheidsbeginsel ook de heffing van reclamebelasting ter zake van aankondigingen van niet-culturele activiteiten achterwege te blijven. Het hof vernietigt de aanslagen en verklaart het hoger beroep van X bv gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 maart