Rechtbank Limburg verklaart het beroep van X gegrond omdat de heffingsambtenaar in de eerste uitspraak op bezwaar ten onrechte heeft nagelaten op het verzoek om een kostenvergoeding te beslissen. De gemeente heeft dit proberen te herstellen door voor de tweede keer uitspraak op bezwaar te doen, maar dit is niet toegestaan in het belastingrecht.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting en verzoekt daarbij om een kostenvergoeding. In de eerste uitspraak op bezwaar besluit de heffingsambtenaar de aanslag te vernietigen, maar verzuimt hij te beslissen op het verzoek om een kostenvergoeding. In de tweede uitspraak op bezwaar herroept de heffingsambtenaar de eerste uitspraak, verklaart hij het bezwaar van X alsnog ongegrond, vernietigt hij de naheffingsaanslag en wijst hij het verzoek om een kostenvergoeding af.

Rechtbank Limburg verklaart het beroep van X gegrond omdat de heffingsambtenaar in de eerste uitspraak op bezwaar ten onrechte heeft nagelaten op het verzoek om een kostenvergoeding te beslissen. De gemeente heeft dit proberen te herstellen door een tweede uitspraak op bezwaar, maar deze uitspraak behoort niet tot de omvang van het geding, nu art. 6:19 Awb niet mag worden toegepast in het belastingrecht. Met de gegrondverklaring van het beroep heeft X recht op een proceskostenvergoeding. Voor een vergoeding van de kosten van de bezwaarfase ziet de rechtbank geen aanleiding omdat de naheffingsaanslag niet onrechtmatig is opgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 6:19

Algemene wet bestuursrecht 7:15-2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Limburg

4

Gerelateerde artikelen