Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat X geen termijn heeft gekregen voor verzuimherstel.

De gemachtigde van X maakt op 10 april 2019, per e-mail, bezwaar tegen de gecombineerde aanslag. Bij brief laat de heffingsambtenaar weten dat het doorgezonden bezwaar niet in behandeling wordt genomen. Het bezwaar voldoet niet aan de eisen die de heffingsambtenaar heeft gesteld aan het gebruik van de elektronische weg. De heffingsambtenaar wijst X op de mogelijkheid om schriftelijk bezwaar te maken. In geschil  is of sprake is van een besluit waartegen beroep openstaat.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat X geen termijn heeft gekregen voor verzuimherstel. Ook is X niet gewezen op de mogelijke gevolgen van overschrijding van de termijn. De rechtbank verwijst hiermee naar het arrest van 11 augustus 2017, V-N 2017/39.6, BNB 2017/194. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van 25 februari 2019 en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar.

Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Algemene wet bestuursrecht 2:15

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 17 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen