Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de processuele vormvoorschriften in bezwaar en beroep niet zijn geschonden. De heffingsambtenaar hoefde X niet voor een derde keer te horen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X maakt in augustus 2014 bezwaar tegen een bedrag aan leges van de gemeente Zaltbommel. In februari 2015 verzoekt X de heffingsambtenaar om toezending van stukken om de kostendekkendheid van de leges te kunnen beoordelen. Op 25 februari 2015 vindt een hoorzitting plaats. In de periode na de hoorzitting krijgt X (onder meer met behulp van Wob-verzoeken) alsnog de gevraagde stukken. In december 2015 vindt een tweede gesprek plaats tussen partijen over de kostprijsberekeningen. Daarna dient X opnieuw een Wob-verzoek in. Eind februari 2016 verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar van X tegen de leges ongegrond.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2018/1098) oordeelt dat de processuele vormvoorschriften in bezwaar en beroep niet zijn geschonden. De heffingsambtenaar heeft in bezwaar voldoende stukken overgelegd waaruit blijkt dat de aanvraag van X in behandeling is genomen en heeft verder twee hoorgesprekken gehouden. Het feit dat de heffingsambtenaar één productie van de omgevingsdienst, waaruit blijkt dat de aanvraag van X in behandeling is genomen, niet heeft overgelegd, is dan onvoldoende om daaraan rechtsgevolgen te verbinden. Dit te meer omdat de heffingsambtenaar X al in een vroeg stadium heeft meegedeeld dat de aanvraag in behandeling is genomen. De heffingsambtenaar was ook niet verplicht om X voor een derde keer te horen. Het hoger beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:9
Algemene wet bestuursrecht 7:2