Belanghebbende, X, staat in contact met C. C sluit overeenkomsten van geldlening af met een groot aantal personen. C stelt de uitleners hoge rendementen in het vooruitzicht. Aanvankelijk behaalt en betaalt C die hoge rendementen uit maar vanaf 2003 belegt C de gelden niet meer. Hij houdt dan de illusie in stand door een deel van de inleggers met de geleende gelden de beloofde rendementen uit te betalen. C maakt gebruik van tussenpersonen, waaronder X. X overweegt andere mensen net zoals X zelf, gelden te beleggen bij C. X krijgt 3% voor elke euro nieuw aangebrachte leningen. Als de inspecteur het inkomen van X in 2004 en 2005 verhoogt met provisiegelden ten bedrage van achtereenvolgens € 430.000 en € 87.000, verzet X zich daartegen. X stelt dat de ontvangen bedragen geen provisiegelden zijn, maar terugbetalingen van door hem verstrekte gelden.
Hof Arnhem-Leeuwarden stelt vast dat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat X zijn stelling niet aannemelijk heeft gemaakt, laat staan heeft doen blijken. Het hof oordeelt dat de inspecteur niet onredelijk heeft gehandeld door de bedragen die X in 2004 en 2005 heeft ontvangen aan te merken als belaste provisie, met dien verstande dat het hof de provisie in 2005 met een paar duizend euro naar beneden toe bijstelt. In zoverre is het hoger beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Employee benefits, Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 14 februari