Hof Amsterdam wijst het verzoek van X om een twintig jaar oude uitspraak te herzien af. De door X aangedragen feiten en omstandigheden houden geen nova in en hadden ook niet tot een andere uitspraak kunnen leiden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

Op 20 januari 1998 beslist Hof Amsterdam (de 1998-uitspraak) dat de door X behaalde winst met de verkoop van certificaten van aandelen A nv, belast is als inkomsten uit overige arbeid. X, een ervaren belegger, moet zich hebben gerealiseerd dat hij de certificaten, die hij voor niets of nagenoeg voor niets verwierf, met een aanzienlijke winst zou kunnen verkopen. In oktober 2018 verzoekt X het hof om herziening van de 1998-uitspraak. Uit een onlangs in zijn bezit gekomen document uit 1995 zou blijken dat de voor toepassing van art. 22 lid 1 Wet IB 1964 vereiste wetenschap van voordeel niet kan hebben bestaan.

Hof Amsterdam (V-N 2019/48.1.5) wijst het herzieningsverzoek af. Het is niet aannemelijk dat de feiten en omstandigheden waarop X zijn herzieningsverzoek baseert, hem vóór de 1998-uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Als X de documenten die hij nu bij het hof inbrengt destijds aan het hof had overgelegd, zou dit niet tot een andere uitspraak hebben geleid. Verder beslist het hof dat het herzieningsverzoek onredelijk laat is gedaan.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:119

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 juli

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen