In beroep oordeelt Hof Amsterdam dat het waterschap niet verplicht was omslagklassen in te stellen voor gebieden die door de provincie worden beheerd.

De heffingsambtenaar van het waterschap legt aan de provincie een aanslag op ter zake van een aantal percelen bos en natuur, voor de waterkeringszorg, waterkwantiteitsbeheer en wegenbeheer. De provincie komt in beroep. In geschil is de vraag of het waterschap omslagklassen had moeten instellen.

Hof Amsterdam oordeelt over de waterkering dat het waterschap aannemelijk heeft gemaakt dat duinen en andere boven NAP gelegen gebieden en oppervlaktewateren een zodanig - al dan niet verminderd - belang hebben bij de waterkering, dat de toegepaste classificatie juist is. Over het waterkwantiteitsbeheer oordeelt het hof dat het waterschap, door geen afzonderlijke omslagklassen in te stellen voor de gebieden waarin de door de provincie beheerde onroerende zaken zijn gelegen, de grenzen van de haar toekomende beleidsvrijheid niet heeft overschreden. Voor wat betreft het oppervlaktewater oordeelt het hof dat de eigenaren van boezemwateren een zelfstandig belang hebben bij het beheer van die wateren door het waterschap, aangezien bij het achterwege blijven van dit beheer die wateren niet meer kunnen worden gebruikt in overeenstemming met alle daaraan toegekende functies. Hieraan doet niet af dat ook anderen daarbij belang kunnen hebben. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Amsterdam

2

Gerelateerde artikelen