Hof 's-Gravenhage overweegt dat de parkeervergunning, als deze al in de auto aanwezig was, van buitenaf niet zichtbaar althans niet leesbaar was.

Belanghebbende, X, parkeert haar auto op de dinsdagen 18 en 25 juli 2006 op een parkeerplaats in de gemeente Leiden waar parkeerbelasting verschuldigd is. Parkeercontroleurs leggen aan X naheffingsaanslagen parkeerbelasting op nadat zij geconstateerd hebben dat er in de auto noch een parkeervergunning noch een parkeerkaartje aanwezig was. Niet in geschil is dat X wel over een geldige parkeervergunning beschikte. Rechtbank 's-Gravenhage acht de verklaring van X dat de vergunning wel in de auto aanwezig was aannemelijk en vernietigt beide aanslagen.

Hof 's-Gravenhage overweegt dat de parkeervergunning, als deze al in de auto aanwezig was, van buitenaf niet zichtbaar althans niet leesbaar was. De overweging in de uitspraak op bezwaar die het tegendeel beweert, berust volgens het hof op een misverstand. Het voorgaande houdt in dat niet is voldaan aan een essentiële voorwaarde voor de geldigheid van de vergunning. De gemeente heeft de naheffingsaanslagen dan ook terecht aan X opgelegd. Het enkele feit dat de parkeercontroleurs ten tijde van de controles wisten dat X voor de auto beschikte over een geldige parkeervergunning, betekent niet dat de naheffingsaanslagen niet hadden mogen worden opgelegd. Mogelijk kan de hardheidsclausule van art. 63 AWR X nog baten, maar het is niet aan het hof om hierover een uitspraak te doen. Het hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond. Het griffierecht in eerste aanleg komt vanwege onvolkomenheden in de beslissing op bezwaar voor rekening van de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Gravenhage

Editie: 22 september

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen