Belanghebbende, X, is heel 2007 gehuwd en geniet dat jaar geen belastbare inkomsten. Met dagtekening 15 januari 2007 ontvangt X een voorlopige teruggaaf IB/PVV 2007 van € 2035. De voorlopige teruggaaf vindt plaats zonder dat X hierom heeft verzocht en is gebaseerd op gegevens van de voorgaande jaren. De echtgenoot van X is in 2007 een bedrag aan IB/PVV verschuldigd van € 1479. In geschil is of de inspecteur bij de aanslagregeling terecht een bedrag van € 566 van de heffingskorting bij X terug heeft genomen, namelijk het verschil tussen € 2035 en € 1479.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur terecht het teveel uitbetaalde bedrag aan heffingskorting bij X heeft teruggevorderd. Het hof overweegt dat de verhoging van de heffingskorting niet meer kan bedragen dan het bedrag dat de echtgenoot van X na aftrek van de voor hem of haar zelf geldende heffingskortingen aan IB/PVV verschuldigd is, in dit geval € 1479. Van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is geen sprake. Nu X geen aangifte heeft gedaan, wordt de heffingsrente niet gematigd wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het hoger beroep van X is ongegrond.