Hof Amsterdam oordeelt dat door het ontbreken van fatsoenlijk feitenonderzoek door de heffingsambtenaar de zorgvilla van X aangemerkt moet worden als woning.
X is eigenaar van een zorgvilla bestaande uit 24 woonunits, een zorghotel, gemeenschappelijke ruimtes, 14 parkeerplaatsen, 24 inpandige bergingen en overige ruimtes. In geschil is of het object voor de heffing van OZB aangemerkt moet worden als een woning of een niet-woning. Voor woningen geldt een vrijstelling voor de gebruikersbelasting OZB en een lager eigenarentarief.
Hof Amsterdam oordeelt dat door het ontbreken van fatsoenlijk feitenonderzoek door de heffingsambtenaar de zorgvilla van X aangemerkt moet worden als woning. Om te beoordelen of een onroerende zaak als woning in de zin van art. 220a Gemeentewet aangemerkt kan worden is het toetsingskader hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:770, V-N 2022/24.15. Bij het ontbreken van voldoende feitelijk onderzoek van de heffingsambtenaar kan het hof de zorgvilla niet daadwerkelijk en volledig beoordelen in het licht van dit toetsingskader. De zorgvilla kan daarom niet anders kwalificeren dan als ‘woning’ op grond van hetgeen X heeft gesteld en aangevoerd.
Wetsartikelen: