Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de afschrijving moet worden bepaald door een vergelijking te maken tussen de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde van een kampeerauto. Zowel X als de inspecteur hebben de verschuldigde BPM op een onjuiste wijze berekend.

X doet BPM-aangifte voor een ingevoerde kampeerauto. Hij berekent de verschuldigde rest-BPM op € 5946. Volgens de inspecteur is X in zijn berekening echter ten onrechte uitgegaan van een netto catalogusprijs van een tweedeurs chassis-cabine, zonder rekening te houden met de opbouw. Hij berekent de rest BPM op € 8120 en legt een naheffingsaanslag op aan X.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de afschrijving moet worden bepaald door een vergelijking te maken tussen de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde van een kampeerauto en dat X de verschuldigde BPM op een onjuiste wijze heeft berekend. Volgens het hof heeft de inspecteur echter ook geen juiste berekening van de afschrijving van de kampeerauto overgelegd. In zijn berekening van de historische nieuwprijs gaat hij namelijk uit van een netto catalogusprijs van € 29.195, maar dat is de netto-catalogusprijs van een gesloten bestelauto. Het hof stelt de afschrijving vervolgens in goede justitie vast op het door de rechtbank vastgestelde percentage van 32%.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 27 januari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen