Belanghebbende, X, is eigenaar van een hoekwoning uit 1938 gelegen in de gemeente Rotterdam. De woning heeft een aangebouwde garage/berging met pannendak en heeft een perceelsoppervlakte van 156 m². Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de gemeente de door haar verdedigde WOZ-waarde van € 278.000 voldoende aannemelijk maakt en verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de twee verkoopcijfers die X aandraagt beter kunnen dienen als referentie dan de drie woningen uit het rapport van de gemeente Rotterdam. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de woningen die X noemt, zijn gelegen in dezelfde straat als zijn eigen woning. Het hof acht de eerste woning die de gemeente noemt niet geschikt omdat de heffingsambtenaar zelf aangeeft dat deze woning voor een zeer hoog bedrag is verkocht. Bij de tweede woning komt de taxateur voor de grond uit op een naar eigen zeggen hoge prijs van € 580 per m². Het hof acht aldus het waardeniveau van woningen uit de omgeving van de woning van X die door de inspecteur zijn aangedragen, onvoldoende geduid. X maakt de door hem verdedigde waarde van € 230.000 echter ook niet aannemelijk. Uitgaande van de koopprijs van het buurpand en rekening houdend met de aanwezigheid van een kleine garage bij de woning en met het grote oppervlak van de kavel, stelt het hof de waarde in goede justitie vast op € 250.000.