Belanghebbende, X, is eigenaar en tevens gebruiker van een woonhuis uit 1904. De woning bestaat uit drie verdiepingen en een uitbouw, erker, dakkapel en berging. De heffingsambtenaar van de gemeente Utrecht heeft de WOZ-waarde 2009 van de woning vastgesteld op € 458.000. In geschil is of deze waarde te hoog is.
Hof Arnhem oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning van X niet te hoog is vastgesteld. Niet duidelijk is geworden of de referentiewoningen ten tijde van de verkoop al waren gemoderniseerd en bijvoorbeeld (anders dan de woning van X) over centrale verwarming beschikten. De heffingsambtenaar verschaft desgevraagd te weinig inzicht in de grote prijsverschillen tussen de referentiewoningen (variërend tussen € 420.000 en € 671.500). De gemeente is niet in haar bewijslast geslaagd. Het hof oordeelt dat de taxatie van X (€ 368.000) ook niet geheel kan worden gevolgd omdat daarin wordt uitgegaan van een te kleine bruto vloeroppervlakte. Het hof stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 385.000.