X komt in hoger beroep tegen een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft het beroep wegens het niet betalen van het griffierecht niet-ontvankelijk verklaard.
Hof Amsterdam wijst het beroep van X op betalingsonmacht voor het betalen van het griffierecht af. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat X met de door haar overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat moet worden geacht om het verschuldigde griffierecht te betalen. Uit de loonspecificaties van het uitzendbureau en de verklaring van X over de alimentatie volgt veeleer dat X in de relevante periode over een netto-inkomen beschikte dat (ruim) boven de bijstandsnorm ligt. Alleen al om die reden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat X beschikte over voldoende inkomen en dus financiële middelen om het griffierecht te voldoen. Nu X ook nadat zij nogmaals in de gelegenheid is gesteld om het griffierecht te betalen het griffierecht niet heeft voldaan, is zij door de rechtbank terecht in de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Het hof verklaart de hoger beroepen van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41