Hof 's-Hertogenbosch beslist dat de verrekening van de belastingkorting van X overeenkomstig de wet is geschied. Er zijn geen mogelijkheden om de hoogte en/of het tempo van die verrekening zelf te bepalen.

Belanghebbende, X, heeft een aanmerkelijk belang in A bv. Deze bv gaat failliet en wordt in het jaar 2010 ontbonden. Voor X resteert een verlies uit aanmerkelijk belang van € 64.000. In augustus 2018 verzoekt X om omzetting van het verlies uit aanmerkelijk belang in een belastingkorting en om verrekening van die belastingkorting vanaf het jaar 2012. De inspecteur komt aan dit verzoek tegemoet. De belastbare inkomens uit werk en woning van X worden bij verminderingsbeschikkingen 2012 en 2013 tot nihil verminderd. Gevolg is dat de belastingheffing over het inkomen van X zodanig daalt dat zijn echtgenote de aan haar uitbetaalde algemene heffingskorting moet terugbetalen. Volgens X is de belastingkorting over een te korte periode verrekend. Deze zou zodanig moet worden uitgesmeerd dat de belastingheffing over zijn inkomen geen althans zo min mogelijk nadelige gevolgen heeft voor zijn echtgenote.

Volgens Hof 's-Hertogenbosch is de verrekening terecht aangevangen met de aanslag 2012 en berekend overeenkomstig de artikelen 4.53 en 2.11a Wet IB 2001. Op basis van die artikelen kan geen lager bedrag van de belastingkorting worden verrekend. Er zijn geen mogelijkheden voor X om de hoogte en/of het tempo van de verrekening zelf te bepalen. De inspecteur is niet verplicht om de voor X en zijn partner gunstigste verrekening te hanteren. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.11a

Wet inkomstenbelasting 2001 4.53

Wet inkomstenbelasting 2001 4.6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 17 maart

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen