De Hoge Raad ziet af van het alsnog beantwoorden van de prejudiciële vragen van de rechtbank. De Hoge Raad verwijst hierbij naar zijn prejudiciële beslissing van 23 oktober 2020 (nr. 16/03954, V-N 2020/54.14).
X, een ‘open-end’ beleggingsfonds met variabel kapitaal, is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. De participanten in X kunnen deelnemen in zijn bezittingen door het kopen van aandelen. De aandelen zijn verkrijgbaar als ‘income shares’ (waarop dividend wordt uitgekeerd) en ‘accumulation shares’ (waarvan de prijs wordt verhoogd met het dividend). In de jaren 2003-2006 wordt voor ruim € 600.000 Nederlandse dividendbelasting geheven ter zake van door X ontvangen dividenden. X verzoekt om teruggaaf van deze dividendbelasting. De inspecteur wijst dit verzoek af. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De Hoge Raad besluit tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. Vervolgens stelt de rechtbank de Hoge Raad er van op de hoogte dat X zijn bij de rechtbank ingestelde beroep heeft ingetrokken. Naar aanleiding van het Fidelity Funds e.a.-arrest van het Hof van Justitie EU van 21 juni 2018 (nr. C-480/16, V-N 2018/35.13) trekt de Hoge Raad zijn verzoek om een prejudiciële beslissing in en is de zaak doorgehaald in het register van het Hof van Justitie EU.
De Hoge Raad ziet af van het alsnog beantwoorden van de prejudiciële vragen van de rechtbank. De Hoge Raad verwijst hierbij naar zijn prejudiciële beslissing van 23 oktober 2020 (nr. 16/03954, V-N 2020/54.14).
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 december