De voorzieningenrechter van Hof Amsterdam gaat er vanuit dat de gewijzigde sectorindeling aanzienlijke gevolgen heeft voor de pensioenregeling, zodat X bv een voldoende spoedeisend belang heeft. De kwestie loopt echter al vanaf medio 2017.

X bv exploiteert naar eigen zeggen een ingenieursbureau, gericht op het ontwerpen, leveren en onderhouden van apparatuur en materialen voor flexibel gebruik van zwembaden. In geschil is of X bv voor de werknemersverzekeringen per 1 oktober 2020 terecht wordt ingedeeld in sector 10 (Metaalindustrie). Tot deze datum viel zij onder sector 44 (Zakelijke Dienstverlening II). X bv tekent bezwaar aan en verzoekt tegelijk bij de rechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van Hof Amsterdam gaat er vanuit dat de gewijzigde sectorindeling aanzienlijke gevolgen heeft voor de pensioenregeling, zodat X bv een voldoende spoedeisend belang heeft. X bv exploiteert echter geen ingenieursbureau, omdat het leveren, monteren en/of onderhouden van goederen meer dan bijkomstig is. Haar beroep op vertrouwensbeginsel wordt ook afgewezen. De onderhavige kwestie wordt namelijk al sinds medio 2017 behandeld door de Technische Afdeling Loonheffingen en is later overgeheveld naar het Bureau Indelingszaken in Amsterdam. Vanaf april 2020 weet X bv al dat de gewijzigde sectorindeling er aan zit te komen en er was dus voldoende gelegenheid om andere maatregelen te nemen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:81

Wet financiering sociale verzekeringen 95

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Premieheffing

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 7 december

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen